Zondag 13 september. Wedstrijddag. De Ronde van Amstelveen, de enige koers met junioren dit jaar. Dit is mijn moment, mijn kans. De voorbereiding was perfect, ik kende het parcours, ik ken mijn tegenstanders (mede dankzij wat hulp van Gabriël) en ik had een plan.
Focus voor de start

We waren ruim op tijd aanwezig. De start was om 12:00 en net iets voor elven kwamen Gabriël, papa en ik aan. Even de beentjes losfietsen, kijken hoe clubgenoot Sam mooi 5e werd bij de nieuwelingen en het parcours op voor een serieuze warming up. Het was net als vorige week een heel snel parcours. De bochten waren ietsjes lastiger dit keer, maar met 4 bochten van negentig graden weet je dat er in het peloton hard gereden kan worden. Na mijn warming up maakte ik mij klaar voor de start. Ik stond op de eerste startrij, wat altijd een voordeel is. Er werd afgeteld. De laatste paar seconden. Mijn moment ging komen. 5,4,3,2 START. Druk op het linkerbeen, trappen, inklikken, gaan.
Ik was goed weg. Als tweede de eerste bocht in. Gelijk maar tempo maken, wie weet lossen we gelijk iemand die niet in zijn pedaal kon komen. We zijn weg, 60 rondjes. 60 kilometer. Niet te veel werk doen Tom, de wedstrijd is nog lang. Ik reed lekker mee in het peloton. Om en om probeerden er jongens te ontsnappen, ik liet ze gaan. Volkomen zinloos om zo vroeg in de wedstrijd al energie te verspelen. Een tussensprint. 5 gevulde enveloppen bij terugkomst. Ik zit goed geplaatst, het tempo gaat omhoog. Ik laat me afzakken. Laat de rest het geld maar oprapen, ik kom hier maar met 1 doel. Winst.
Tussentijdse tempoversnelling
Nog een premiesprint. Weer geen prijs. Een drie-ronde-klassement, ik laat het gaan. Nog 40 rondjes, net iets minder dan een uur koers. Niet veel later valt het stil. Nog meer dan 35 rondjes te gaan. Ik zet aan. Ik krijg 1 iemand mee, Daan, iemand die ik goed ken. We hebben een gat, mooi. Ik weet dat het veel te vroeg is om echt weg te rijden, maar toch doe ik het. Even het tempo de lucht in. Even voelen hoe het voelt om weg te rijden van de groep.
Het is zwaarder dan ik had verwacht. Het plan om 10 rondes voor het eind te gaan versnellen is niet haalbaar. Goed om te weten, we passen het aan. Dat was het enige doel van deze versnelling, maar niemand zal het door hebben. Ik laat mij terugzakken in de groep en zie hoe de volgende renners een wanhopige poging doen om weg te rijden. Laat ze maar rijden, die zien we zo toch wel terug.
Snel slotstuk
Een nieuwe tempoversnelling, nog 15 rondes. Kansloos. Het is een grote groep, dat wel. Iedereen weet dat ze de groep niet mogen laten rijden. Het gat word gedicht en ik zit nog steeds middenin de groep, uit de wind. Ze blijven maar springen, mooi, dat zijn weer wat concurrenten minder. Nog zeven kilometer tot de finish. Ik zit goed van voren. Ik ben alert en me bewust dat er geen ruimte meer is om een foutje te maken. Alles moet nu kloppen. Het valt stil. Ik zit in de perfecte positie om aan te vallen, maar ik doe het niet. Ik hoor iemand agressief schakelen. Iemand heeft zich uit de tent laten lokken. Ik kan makkelijk meespringen in zijn wiel. Ik doe het niet. Niemand doet iets.
We laten hem rijden. Nog 6 rondes, het gat word groter. Ik zit halverwege de groep en Gabriël komt naar mij toe: “Tom, waarom sprong je niet mee? Dit was een goed moment en hij is sterk!”. “Het is te vroeg”, antwoord ik. “Ik hoop dat je gelijk hebt” krijg ik terug. 5 rondes en de koploper loopt nog steeds uit. Hij heeft nu zeker wel 10 seconden voorsprong. Het gaat te weinig zijn. Blijf rustig. De rest knapt het vuile werk wel op en dan is het mijn moment. Nog 4.5 kilometer en het peloton schiet in gang. Ik wist het. 4 rondes te gaan en het gat word snel kleiner. We rijden met gemak 50 kilometer per uur op de rechte stukken.
Er word naar elkaar gekeken. Iedereen weet dat wanneer we dit gat dichtrijden, iemand anders het zal proberen. Het is nog zo’n 7 seconden. Er kan nog wel een heel klein beetje af besluit het peloton. Nog 3 ronden te gaan. Het gat is teruggebracht tot 5 seconden. Het peloton valt stil.
Alles of niets
Ik weet het zeker. Dit is mijn moment. 3 kilometer, net iets minder dan 5 minuten. Ik zet aan. Een flinke sprint om weg te raken, maar het lukt me. Het gat naar de eenzame koploper is zo dicht. “JA! KOM MEE! DIRECT IN MIJN WIEL EN WE ZIJN WEG” is wat ik schreeuw. Hij hoort me en kijkt om. Ik zie een vermoeide blik, shit. Hier heb ik niks aan.
De benen lopen vol, alles doet nu pijn. Nog 2 rondes en ik heb een gat. Ik kijk niet om. Als ze er bij zijn voel ik het wel. Het is alles of niets. Hartslag 189. 48 kilometer per uur. Ik neem de bochten zo hard als ik kan. Nog 1 rondje. Ik hoor de speaker roepen dat het gat kleiner word. Shit, ik moet harder! Ik geef alles wat ik in me heb. Nog 600 meter! Ze zijn terug. Ik voel het. Ik kijk om.
Niets. Of toch niet…
Een klein groepje van zo’n 4 man, met het peloton er niet ver achter. Ik word ingehaald. We rijden op volle snelheid naar een bocht toe. Die bocht is mijn vriend. We rijden zo hard dat je niet met 2 man tegelijk de bocht door kan. Ik draai de bocht als derde door. Het is nu nog zo’n 450 meter. De voorste renner gaat van kop af. Dit is te vroeg. Ik laat een gat vallen. Hij ziet het en duikt erin.
Mooi, precies waar ik hem hebben wilde. We naderen de laatste bocht. De voorste renner zakt er doorheen. Ik draai als tweede de bocht door. Ik zie de streep liggen. Het is maximaal 200 meter. Ik ga gelijk aan. Er zit niet veel meer op, maar ik moet. Ik zet aan, staand op de pedalen trek ik mezelf op gang. Ik ga weer zitten. Ik rijd de nummer 1 voorbij. Ik voel dat er iemand tussen ons door wil duiken met meer snelheid. Ik gooi het gat dicht. Ik rijd op kop! Nog 125 meter. Links flitst er iemand voorbij. Ik zit kapot. Het valt me op dat het maar 1 iemand is. Waar blijft de rest?! Nog 75 meter. De man op links gooit zijn handen in de lucht.
In mijn hoofd hoor ik een stemmetje “RIJDEN!!! ALLES ALLES ALLES GEVEN. DIT IS JE ENIGE WEDSTRIJD EN JE HEBT EEN RESULTAAT NODIG. KOM OOOPPPPPP”. Nog 50 meter en ik zie niemand naast me. Dit is vreemd. De streep komt steeds dichterbij. Ik heb geen idee waar de rest rijd. Ik ga nog 1 keer staan. Ik duw mijn fiets vooruit met alle kracht die ik in mij heb. Ik ben gefinisht. Ik kijk links van me, niemand. Ik kijk rechts, een renner bij mijn achterwiel, meer niet. Ik ben 2e.
Beloning voor al het harde werken
Gek genoeg voel ik niks anders dan pijn. Geen teleurstelling, maar ook geen blijdschap. Ik rijd een rondje uit en de pijn gaat langzaam weg. Het besef van de tweede plek daalt langzaam in. Er komt een renner naar mij toe die ik niet ken. Hij feliciteert me en maakt een kort praatje. Langzaam voel ik wat vreugde. Ik rijd naar papa toe. Hij lijkt nog veel vrolijker dan ik. We vieren samen even de tweede plek, ondanks dat ik van binnen ook onwijs baal. Zo dichtbij, maar net niet. Ik rijd naar het podium en word gehuldigd. Ik ben tevreden.

De tweede plaats was niet waarvoor ik gekomen was, maar ik heb er vrede mee. Ik kan maar 1 conclusie trekken: ik heb vandaag alles goed gedaan, maar er was er 1 beter. De tweede plaats in de sprint is een mooie beloning voor al het harde werk van de afgelopen jaren. Als je maar 1 kans hebt, moet je die ten volle benutten en dat heb ik gedaan. Mijn juniorenperiode zit er op. Nog wat afsluitende trainingskoersen en dan is het tijd om naar de beloften te gaan. Een nieuwe stap met heel veel mogelijkheden waar ik onwijs naar uitkijk. Hoe het er precies uit gaat zien is nog even afwachten, maar we gaan er hoe dan ook het beste van maken!
Succes Tom, het komt vast goed